Kleine Modelbaanserie 3: Zijlijnen en secundaire lijnen in model

Catalogusnummer

B0051

Wat is een secundair lijntje?
Kijkt men in een spoorweg- of modelbaanencyclopedie, dan luidt het antwoord gelijkluidend:
„Een spoorwegtraject met een meestal gering vervoersaanbod, dient hoofdzakelijk als aanbrenger voor de hoofdlijnen“.
En verder geldt voor het voorbeeld:
Op secundaire lijnen (normaal- of smalspoor) zijn grotere hellingen en krappere bogen toegestaan, zodat een goede aanpassing aan het landschap mogelijk is. De toelaatbare asbelasting is geringer, in het algemeen is deze tot 15 of 18 ton beperkt. De beveiliging van de overwegen hangt af van de snelheid van de treinen en het uitzicht ter plaatse. Op grond van een veel eenvoudiger exploitatie dan die op de hoofdlijnen, kan volstaan worden met een veel eenvoudiger sein- en communicatiestelsel. Zijlijnen met een weinig gecompliceerd karakter kunnen volstaan met een vereenvoudigde exploitatie.
Afrondend meent de modelbaan-encyclopedie:
„Vanwege het meestal enkelsporige tracé en de beperkte emplacementen leent de secundaire lijn zich meestal uitstekend als voorbeeld voor modelbanen, vele onderdelen kunnen goed geïmiteerd worden." Laten we de secundaire lijn, die in zoveel verschillende verschijningsvormen kan voorkomen, nog eens wat verduidelijken.
Een secundaire lijn is, historisch gezien, een lokaalspoorweg of -zoals men in Beieren zegt - een buurtspoorweg, die slechts plaatselijke betekenis heeft. In vroeger tijden pasten deze benamingen eigenlijk veel beter. De secundaire lijn verbond kleine stadjes met de grote, doorgaande spoorlijnen of zij ontsloot het achterland van een provinciestad. Dikwijls was zij ook een dwarsverbinding tussen twee hoofdlijnen.
Exploitatie met kleine en vrij zwakke stoomlocomotieven kwam het meest voor. Slechts weinig trajecten waren geëlektrificeerd, zoals de betrekkelijk vroeg omgebouwde lokaaspoorweg Murnau-Oberammergau. Zij werden smal- of normaalsporig aangelegd en wisselden dikwijls herhaaldelijk van bezitter.
Dat beeld is intussen - vooral de laatste jaren - sterk gewijzigd. Op veel secundaire lijnen werd de exploitatie gestaakt en werd de lijn opgebroken, andere lijnen werden geamputeerd en slechts een gering aantal bleef bestaan. De trein zelf onderging ook een geweldige verandering. De stoomlocomotief is verdwenen. Diesellocomotieven, railbussen en moderne, vierassige motorrijtuigen of trekduwtreinen verzorgen het vervoer. Een aantal trajecten werd opgewaardeerd door opname in het voorstadsverkeer of de S-baan rondom de grote steden, waardoor het typische zijlijn karakter verloren ging.
De modelbouwer, die het thema „secundaire lijn" heeft gekozen, kan teruggrijpen op een rijk geschakeerde voorbeeldenreeks. De ogenschijnlijke beperking door een klein lijntje als voorbeeld te nemen, opent in werkelijkheid een enorm terrein van mogelijkheden, …