Modelspoorbouw: baanontwerp-techniek-opbouw

Catalogusnummer

B0026

Voorwoord
Ondanks alle enorme vooruitgang op technisch gebied, de ruimtevaart en het automatiseren van allerlei bedrijven, zal de oude vertrouwde trein zeker nog wel geruime tijd onze landschappen blijven doorkruisen. Het is altijd weer een facinerend gezicht om een trein door velden, bossen en bergen te zien snellen en geen wonder dat er zoveel enthousiaste modelbouwers zijn die zich tot de trein aangetrokken voelen. Vanaf de eerste ontwikkelingen van de modelspoormodellen is het een hobby geweest voor jong en oud. De een voelt zich bijzonder aangetrokken tot de in vele landen reeds verdwenen stoomtractie, de ander juist tot de moderne elektrische lokomotieven.
Menig Vader zal ’voor zijn zoon’ een treintje hebben gekocht om er zelf de meeste tijd mee zoet te brengen. Dikwijls is het erg moeilijk om een goede keuze te maken en is men lang niet altijd van het begin af aan zeker van de weg die men daarmee wil inslaan. Modelspoor is zeker geen “speelgoed’ voor kleine kinderen, althans niet in de kleinere schaalmodellen. Er komt immers toch nog heel wat bij kijken om een goed functionerende modelbaan op te zetten en in 'rij-conditie’ te houden. De meeste boekjes die over dit onderwerp op de markt zijn gebracht, beginnen meestal met een aantal technische uiteenzettingen, die dan ook onontbeerlijk zijn, maar soms direct al afschrikken en de beginnende hobbyist kopschuw maken.
Met dit boek heb ik getracht deze moeilijkheden te omzeilen door als het ware met de deur in huis te vallen en direct al te beginnen met de opbouw en uitwerking van Een baanontwerp. Van de ene fase in de andere, worden Stop voor stap de zich voordoende technische zaken uit¬ eengezet, dus op de plaats waar men er bij de baanopbouw ook in werkelijkheid mee wordt geconfronteerd.
In dit boek zullen feitelijk maar twee baanontwerpen worden behandeld, die naar ik dacht wel alle problemen van de modelspoorbouwers in zich besloten hebben liggen. Omdat het hier geen fictieve banen zijn, maar twee die door mij zelf werden uitgewerkt en bedrijfsklaar gemaakt, meen ik alle haken en ogen van de opbouw en alle verdere aspekten daarvan voldoende te hebben belicht om ieder op weg te helpen.
Dat het niet in de bedoeling ligt de lezers te suggereren een van beide banen ’naar de letter’ na te bouwen, zal duidelijk zijn. De situaties zullen immers van de een tot de ander verschillen, de beschikbare ruimten zullen nooit dezelfde zijn en ook het gekozen fabrikaat en de schaalverhoudingen zullen uiteenlopen van HO (half-nul = 1:87) tot zelfs spoor Z (schaal 1:220).
De opbouw van de tekst is dan ook zodanig gekozen, dat men al lezende dingen leert die men over dit onderwerp moet weten, zonder ’wetenschappelijke’ uitgebreidheid over allerlei technische of elektrische kennis, dus geheel afgestemd op de praktische ’doe-het-zelver’, ook al is die helemaal niet zo erg handig. Ik dacht zelf het meeste geleerd te hebben van het gewoon doen en uitproberen van allerlei zaken, dan van kennis op voorhand. Het is in bepaalde opzichten een vallen en opstaan geweest en voor te veel vallen hoop ik de lezer te kunnen behoeden.
N.S. WIERSMA Doom, voorjaar 1980